Opa en ik

Johannes Keuning

4 augustus 1881 – 7 juli 1957

Ik heb goede herinneringen aan mijn grootvader, Johannes Keuning. Ik keek ernaar uit dat hij kwam logeren bij ons in Alkmaar, Donkerbroek of Winschoten. Hij kon mooi vertellen, zong Friese liedjes en kon zo tevreden in de tuin staan neurieën. Ik herinner me levendig hoe hij zong: “Het rijk door U op aard gesticht, o, Christus Gods gezant, wordt door de vijand van het licht belaagd aan elke kant”. Opa had een licht Friese tongval en er was een scherfje van één van zijn voortanden af. Opa was kaal en liep met een wandelstok, die hij om de paar passen in de lucht stak.

Ik aanbad opa. Maar mijn relatie met Opa veranderde ongeveer tegelijk met de ingrijpende veranderingen in ons gezin, nadat ik tien geworden was. Wat de oorzaak ook was, opa was minder toegankelijk voor mij geworden: niet meer de opa van vroeger. Het was alsof er een zekere vervreemding ontstond. In de laatste jaren die ik doorbracht in het ouderlijk huis, van mijn twaalfde tot mijn zestiende, zag ik opa maar heel weinig; nadat hij hertrouwd was logeerde hij niet meer zo vaak bij ons. Misschien was ons gezin wel te druk geworden voor hem met de zes kinderen die er toen waren. Misschien ook was hij toen al niet meer gezond. Het contact tussen opa en mij ging geheel verloren toen ik eenmaal het ouderlijk huis verlaten had. Ik heb hem slechts één keer bezocht en wel vanuit Emmen waar ik in de verpleging werkte. Dat was in 1957, kort voor zijn dood.

Toen ik enige jaren geleden met voorouderonderzoek bezig was, ben ik ook de feiten van opa’s leven eens nagegaan. Het frappeerde mij dat hij een brede belangstelling had en dat hij zich heeft bekwaamd door zelfstudie. Ik las in een “in memoriam” dat opa lezingen heeft gehouden over Vondels ” Adam in ballingschap”, over Dantes ” Divina Comedia” en dat hij een referaat over de oorsprong van de vrijzinnige theologie in Nederland heeft gehouden. Wat zou ik graag deze lezingen hebben willen horen, want ook ik interesseer me voor deze onderwerpen, net als voor de vrijmetselarij, waar opa lid van was.

Daarom ben ik me gaan verdiepen in zijn leven, de tijd waarin hij leefde en de omstandigheden waaronder hij opgroeide. Ik heb niet de pretentie volledig te zijn in het hoofdstukje ”De tijd waarin hij leefde” en “Zijn levensloop“ kan ik alleen maar beschrijven vanuit wat ik heb uitgezocht. Er zullen dus hiaten zijn.

Ten slotte komt in “Mijn herinneringen” een stukje van mijn levensloop aan de orde, namelijk dat wat betrekking heeft op mijn relatie tot mijn opa. Het schrijven van dit verhaal is een hommage aan Johannes Keuning, op wie ik in mijn vroege jeugd zo gesteld was. Het is bovendien een manier om te herstellen waarin wij beiden in de laatste jaren van zijn leven in gebreke zijn geweest, namelijk in het schenken van aandacht en liefde aan elkaar.

 

Joke Keuning Voorjaar 2003